zondag 16 december 2012

Wandelen langs danspaleizen in Antwerpen

Vandaag was het een mooie dag. Koopjes zondag in Antwerpen en bovendien perfect zacht weer, met af en toe een waterig zonnetje om wat sfeer te brengen. Om half twee hadden we afgesproken in de hal van Centraal Station. 'We', dat zijn de AMV klas van de muziekacademie van Genk, richting Volksmuziek en ik van Dans'ant vzw. Ze wilden wat leren over dansgeschiedenis, maar dan in de praktijk. Jaren geleden bedacht ik speciaal voor dit soort groepen een wandeling langs allerlei historische danszalen. Correctie: winkels, winkelcentra en dies meer, die ook in een ver verleden gebouwd werden als dans- of feestzaal. En zo zijn er nogal wat wanneer je je van het Centraal Station naar de binnenstad begeeft. Ten minste voor wie kan kijken. En dat is precies het doel van die wandeling: leren kijken naar danszalen.

Eindigen doet de wandeling in het Museum Vleeshuis, waar ondergetekende een paar jaar onderzoek voor verrichtte, om mee de huidige opstelling inhoudelijk richting te geven. In de kelder is trouwens een heuse danszaal te bewonderen waar de geschiedenis van de sociale danscultuur tussen 1800 en 1860 uit de doeken wordt gedaan. Het resultaat van het dans'ant project, waar de vzw later naar werd genoemd.

Alles wordt multimediaal ondersteund, met tal van videofragmenten, fotoreportages en klankfragementen van de getoonde muziekinstrumenten. De bezoeker stelt er de vragen, het museum geeft een antwoord of zelfs meerder antwoorden. Iedereen krijgt een handcomputertje bij de bali en dat is een echte doos van pandora. Eénmaal je daaraan begint, is het hek echt van dam. Zoveel muziek en zo weinig tijd! Gelukkig kun je de volgende keer wanneer je Antwepren bezoek, gewoon terugkeren. En de volgende keer. En de keer erna.

zondag 9 december 2012

Terug uit Parijs en vol indrukken

Sinds gisteren ben ik terug uit Parijs en nu nog zo vol met indrukken dat het me lastig valt te kiezen. Waar eerste te beginnen? Bij het archiefwerk dat soms kafkaiaanse proporties aannam of de fantastische tentoonstellingen die ik meepikte? Laat ik trachten te beginnen met een positieve noot. "L'impressionisme et la Mode" die momenteel in Quai d'Orsay loopt, is een dijk van een tentoonstelling, een dagtrip naar Parijs meer dan waard. De scenografie van Robert Carsen is formidabel om nog maar te zwijgen van de hoeveelheid topstukken die de revue passeren. Goed voor een paar uur wegdromen met crême-de-la-crême van het impressionisme.

Waar te beginnen? Je komt binnen in een ruimte met een klein dozijn originele dames - outfits (trois pièces en dies meer) can ca 1860 - 1870, het hoogtepunt van de second empire mode. De originelen worden geflankeerd door modetijdschriften enerzijds en modefotografie anderzijds. Zowel tijdschriften als foto's zijn even origineel. Zelfs zonder voorkennis springt de gelijkenis in het oog, die doorloopt van creatie (ontwerpschetsen), over marketing (de modebladen) tot eindresultaat (de originelen of de foto's). Een eerste overdonderende indruk van het effect van die mode op de toenmalige kunstproductie, krijg je op het einde van deze openings scène, waar 'Dans la serre' van Albert Bartholomé prijkt naast het origineel (foto hierboven) van de outfit die zijn vrouw draagt op het schilderij. Het is uniek dat je zowel schilderij als het originele ontwerp van pakweg 130 jaar terug naast elkaar kunt presenteren. Vandaar de keuze om dat zo weinig te doen tijdens de tentoonstelling. Beide zijn ook autonome kunstuitingen en het contrast of het verschil zou afbreuk kunnen doen aan één van beide. Echter niet in dit geval. Magistraal moment.

Maar even verder verdwaal je tussen de theaterstoelen en de spiegeleffecten en de enorme rijkdom aan gepresenteerde werken. Persoonlijk was ik het meest getroffen door Alfred Stevens. Een minder bekende naam vandaag wellicht, een Belg ook, dus minder passend in de claims die Fransen wel eens maken met betrekking tot het impressionisme, maar wat een talent. Bovendien een verkoopstalent zonder voorgaande, wat hem naar verluid de jaloezie van zijn kunstenaarsvrienden op de hals haalde. Daarnaast was hij wellicht één van de vele minnaars van Sarah Bernard, waarvan hij meer dan één magnifiek portret borstelde.

En dan heb ik het nog niet over de catalogus gehad. Frankrijk blijft toch wel een land van het geschreven woord. Het uitgesponnen discours en de verzorgd uitgegeven boeken. Zo ook deze cataloog. Ik weet wel: het zal wel weer aan de schaalgrootte liggen natuurlijk. Maar toch. Je moet het ze nageven. Een paar katernen mat in een kanjer vol glanspapier laten innaaien, gewoon omdat modeprenten beter uitkomen op mat? Prachtig toch? Ik heb 'm nog niet helemaal gelezen en ga dat ook niet tot het bittere eind doen. Bijvoorbeeld omdat essays over esthetica mij nu eenmaal gestolen kunnen worden. Maar de kaderende artikels zijn echt om duimen en vingers bij af te likken.

Vooral de stukken van historica Françoise Tétart - Vittu waren echte eye-openers voor mij. Zelden zo'n beklijvende socio-culturele benadering van een mode-epoque gelezen. De meeste auteurs die zich aan modegeschiedenis wagen, verliezen zich in haarkloverijen over wanneer ook weer die of die snit voor het eerst in welk modeblaadje te bewonderen viel. Niet hiervan bij Mevr. Tétart - Vittu. Stuk voor stuk kurkdroge analyses van hoe de commerce in zijn werk ging toentertijd. Over hoe de ontwerpers het beginnen te halen van de stoffenverkopers, hoe modewinkeliers, modebladen en orderverkoop hand in hand gingen. Hoe miljoenen van die crinolines verkocht werden "out of the box" met de stof, het patroon en een pasmodel erbij per postorder. DIY. De de huis-tuin-en-keuken-naaimachine was toch niet voor niets uitgevonden? Tot alle uithoeken van de wereld. Overal was Parijse mode beschikbaar, verkrijgbaar, gelijktijdig, hier en nu.

En we klagen nu al dat de wereld doordraait. Vergeet het. De "Modern Times" van toen gingen nauwelijks trager. Een hele geruststelling. Dus: allen daarheen, onversaagd en haastig, tussen twee happen en slokken door. Want het leven is nu eenmaal gulzig.

zondag 2 december 2012

Paris, here we come! (bis)


Het is niet van mijn gewoonte om in herhaling te vallen op deze blog, maar deze keer is er geen ontsnappen aan. Morgen vertrek ik naar Parijs voor de tweede keer dit jaar. Deze keer is het echter menens. Ik ga een weekje in de archieven van Vinçcennes onderduiken om er onderzoek te doen naar de geschiedenis van de Grande Armée, het Grote Leger van Napoléon en haar dansante activiteiten. Dat het congres van Wenen danste, is algemeen bekend, maar een heel leger?

En toch is het waar. Al sinds de 16de eeuw behoorde dansen tot de algemene opleiding van adelijke jonge heren en dames. Dat is algemeen bekend. Aangezien officiersopleidingen in de loop van de 18de eeuw professionaliseren en vooral uit de adel recruteren, is het niet verwonderlijk dat ook op deze militaire scholen dansles gegeven was. Dat blijkt zonneklaar uit het reglement van de Franse militaire school die in 1756 haar deuren opende in Parijs:

"Art. 59: Les classes de danse se relevant quelquesfois à des heures differentes des autres classes, les Chefs de ces classes de danse, auront attention de revenir par la cour jusqu'à le porte la plus voisine de la salle des études, par laquelle ils se rendront, pour ne pas troubler les autres classes."

Het gebouw van die militaire school bestaat overigens nog steeds. Het gebouw ligt in in het verlengde van de Champs de Mars in de schaduw van de Eifeltoren. Sommige tradities zijn zo hardnekkig dat zelfs de grootste revoluties ze niet kunnen onderbreken. En zo zie je ook na de Franse Révolutie de traditie van dansonderricht aan de Franse militaire scholen opnieuw opduiken. En gezien het prestige van de Franse cultuur in de 19de eeuw, volgt vrijwel heel Europa dezelfde paden. Het is echter weinig bekend hoe het dansonderricht zoals was georganiseerd, hoeveel soldaten er mee in aanraking kwamen en welke muzikanten er actief waren.

Dat is dus het doel van mijn onderzoek: nagaan wie wanneer er op dansant gebied in militaire academies en in het leger meer in het algemeen actief was. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

zaterdag 3 november 2012

Voor één keer...



Want een blog wordt maar één keer 100. Jawel beste lezers, dit is het 100ste blogbericht dat ik hier post. Of om het met een quote Dr. E. Brown uit "Back to the Future" te zeggen 'Has it been that long?'. Toen ik er destijds op 12 juni 2009 aan begon, was ik me er niet van bewust welke consequenties zo'n blog kon hebben. Ik wilde gewoon wat kwijt aan de wereld over dansgeschiedenis. Na een tijdje bleek het heel veel kanten uit te gaan. Blijkbaar is het bijhouden van een blog eerder een soort van zelfreflexie dan wat anders.

En voor één keer wil ik het ook over deze blog zelf hebben. Meestal gaat het hier over sociale danscultuur, kortom dans om te doen en minder dans om naar te kijken. Dat is natuurlijk maar een relatief verschil. Dans is namelijk altijd om naar te kijken. Minder om zelf te doen, maar veel mensen die veel naar dans kijken dansen ook zelf. Daar ligt het verschil dus niet. Misschien is het meer doen dan kijken of en - en? Ook dat is niet helemaal zo. Als je zou kijken naar een publiek in een zaal dat naar een dansvoorstelling kijkt, maak ik me sterk dat er niet zo heel veel toeschouwers NIET bewegen, laat staan onbewogen blijven. Het is dus slechts een kwestie van nuance.

Dogma's zijn in de context van een blog sowieso een beetje uit den boze. Dus voor één keer wil ik het hier expliciet over ballet hebben. Niet dat ik zelf een balletliefhebber ben. Al ben ik bvb wel een fan van de film Billy Elliot en hou ik wel van de quasi morele relatie tussen hard werken en resultaat, waarvan goed ballet af en toe de illustratie kan zijn. Maar dit soort uitspraken maken ook meteen duidelijk dat ik uiteindelijk geen kenner kan zijn, maar wel romantisch geïnspireerd door de verhalen die ballet vaak omgeven.

Maar anderzijds moet men wel haast blind zijn voor de harde realiteit die de afvallingskoers van de ballet industrie ook kan zijn. Want slechts enkele kunnen het maken binnen het systeem, terwijl velen afvallen. Men zou zelfs bijna kunnen zeggen, ten koste van die anderen. Omdat ze net niet goed genoeg zijn. Of omdat ze pech hebben. Omdat ze geblesseerd raken. Omdat de rug niet mee wil, enz.

Maar soms is het ook omgekeerd. Heel af en toe, haalt iemand de top ondanks alle tegenslag. En dan, dan wordt ballet een kunst die de dagelijkse realiteit overstijgt, die universeel kan worden. Zoals het verhaal van Michaëla Prince, een adoptie kind dat ondanks haar afkomst als kindsoldaat en verschoppeling uit Siera Leone, het brengt prima ballerina.

Ik weet niet of het aan mij ligt. Maar bij het lezen van dit verhaal, schoot mijn gemoed vol. En dus wil ik het voor één keer hebben over podiumdans of ballet of hoe je het ook wil noemen. Omdat hokjes en categorieën er uiteindelijk niet toe doen. Omdat de schoonheid en de ontroering ook haar rechten heeft. Soms toch. Lees en oordeel zelf.

donderdag 1 november 2012

Technische probleempjes...




Sorry dat ik de afgelopen weken niets hier van me liet horen. Ik kocht een nieuwe laptop. En zoals jullie wel weten, kun je daar vooral in het begin wel eens wat mee voor krijgen. Bovendien was ik zo snugger om er meteen windows 7 af te gooien en het te vervangen door Debian, een Linux omgeving. Nu werkte ik al langer dan een jaar met Ubuntu wat heel erg beviel, maar deze keer liep het toch wel een beetje fout bij de installatie. En als dat dan gebeurt, kun je maar beter even wachten met het overzetten van je archiefbestanden en mails. En ondertussen staat je hoofd ook helemaal niet naar bloggen of zo.

Wel heb ik weer veel bijgeleerd over hoe zo'n computer werkt. Want wees eerlijk. We werken er allemaal bijna dagelijks mee en weten doorgaans niet veel meer dan op welk icoontje te klikken om een programma te openen. Dat heeft me altijd gestoord: dat techniek je leven gaat beheersen zonder dat je snapt hoe het werkt. Vandaar wellicht ook mijn afkeer voor de automobiel en liefde voor de fiets. Voor de eerste kun je alleen maar betalen en hopen dat het goed komt, op de tweede vloek je en neem je zelf de sleutel om het te repareren. DIY. Kan misschien heel frustrerend zijn in het begin, maar de voldoening achteraf is wel veel groter. Lang Leve F*cking Debian!

zondag 14 oktober 2012

Het verschil tussen fake en perfectie

Het is misschien niet wereldschokkend, maar ik kreeg het afgelopen jaar voor het eerst in mijn leven echt te maken met kleermakers. De aanleiding was eerder romantisch: ik wilde voor onze trouwpartij graag een kostuum laten maken dat aansloot bij de herenmode van rond 1820. Mijn verloofde zou voor deze dag namelijk in een echte Jane Austin outfit verschijnen, die haar overigens prachtig stond. De zoektocht toen leverde niet zo heel veel op, buiten een paar patronen en voor het overige een lichte kater na het aanhoren van de prijs die het hele plaatje zou gaan kosten.

Al rondsurfend kwam ik toen natuurlijk enorm veel informatie tegen en moest ik toch toegeven dat, al gaat mijn hart uit naar de vroege 19de eeuw, de tweede helft op vlak van herenmode toch een pak interessanter leek. Al was het maar omdat het begrip tuxedo toen ongeveer werd uitgevonden. Ik heb een rothekel aan dassen, foulards en andere halsversierselen voor mannen. Een strikje, alla. Dat heeft nog iets schattigs, bunny-achtig. Maar de verschrikkelijke opgefrommelde zijden heksentoeren die je in de empire aantreft: moge ze levend branden in een hel van Engelse steenkool!

Wat me tijdens deze queeste vooral opviel was het enorme verschil in benaderingen van historische mode. Je hebt in grote lijnen twee scholen: zij die streven naar perfectie en historische authenticiteit en zij die maar een beetje doen alsof. Voor de eerste gaat het er niet om wat wij vandaag leuk zouden vinden, voor de tweede gaat het louter daarom. Tot de eerste categorie behoren ongetwijfeld mensen als La Machine à Recoudre le temps, tot de tweede eerder mensen als Viona Ieleghems.

Het probleem voor de mensen die tot de authentieke school behoren is dat zij vaak opbotsen tegen het modebeeld dat mensen over een bepaalde periode hebben. Dat beeld wordt door allerhande media in de markt gezet. Film spant hier natuurlijk de kroon. De makers van historische drama's gebruiken maar al te graag dergelijke beelden. Met alle gevolgen van dien. Je kunt vandaag bvb. nauwelijks nog een zinnig woord zeggen over de jaren '20, '30, '40, en '50 mode omdat het commerciële mode beeld over die periode zo verkleefd is met het film-imago, dat weinig mensen je nog zouden geloven als je ze wilde uitleggen wat er ook nog allemaal bestond.

Gelukkig zijn er ook uitzonderingen. Ik had het hier al eerder over het onwaarschijnlijk realistische beeld van een balscène dat je in Il Guatopardo van Luigi Visconti te zien krijgt. Na al die jaren is het nog steeds één van de meest spectaculaire voorbeelden van hoe je het ook goed kunt oplossen. De moeite die Visconti zich getrooste om de historische realiteit van ca 1861 gestalte te geven in deze film, kende geen grenzen. De balscène die erin voorkomt benadert dan ook de perfectie en dat is helemaal geen toeval. Tenminste als je weet wie er achter de schermen opereerde.

Niemand minder dan Piero Tosi leidde het kostuum design. Het fijne aan iemand als Tosi is dat hij dit soort werk niet voor het eerst deed. Hij werkte namelijk jarenlang aan de zijde van één van de genieën van het historische kostuum: kleermaker Umberto Tirelli die helaas veel te vroeg op 62 jarige leeftijd in 1990 overleed.

Tirelli's naam zul je overigens zelden op een aftiteling van een film aantreffen. En ook dat is geen toeval. De man leerde het vak in het mekka van de mode, Milaan, maar verhuisde naar Rome op het moment dat de grote Italiaanse filmmakers van na de tweede wereldoorlog er hun meesterwerken maakten. Daarnaast werkte hij ook mee aan theater- en operaproducties op het hoogste niveau. Maar het onwaarschijnlijkste stukje van de hele lovestory moet nog komen. Tirelli bezat namelijk een persoonlijke collectie historische kostuums van ongeveer 15.000 stuks, 9 fabriekshallen vol uit de periode 1870 - 1960 waaruit hij inspiratie kon putten. Het is wellicht één van de grootste en belangrijkste privécollecties ter wereld en Tirelli was zonder twijfel één van de grootste experts ooit terzake.

En zoals maar weer eens blijkt: echte grootheid kent geen geheim. Je wordt alleen maar de beste historische couturier als je dat ook echt bent. Als zo'n genie achter de schermen meewerkt aan je film, weet je gewoon dat dit resultaat haalbaar is en dat moet ongelooflijk inspirerend werken. En als zo iemand dan nog niet eens op de aftiteling staat met z'n naam weet je het wel zeken. Die weet gewoon dat hij incontournable is. Vroeg of laat staan ze bij hem aan de deur of ten minste van zijn atelier dat gelukkig nog steeds bestaat. Voor die keren dat het perfect moet zijn ten minste. Anders ga je maar aankloppen bij de mindere goden als Armani, Versace of Gucci.

maandag 8 oktober 2012

Soms mist een mens eens iets...

Zoals het concours van afgelopen zondag in Sivry dat we zo ijverig aankondigden. Soms is het gewoon wat te druk, te veel en te ver voor de enige vrije dag van een overvolle week. Daarom deel ik deze keer gewoon een prentje. Een heel bijzonder weliswaar. Eentje van niemand minder dan Fernand Pelez die ik tegenkwam in le Petit Palais tijdens ons laatste tripje naar Parijs. Ik toon slechts een detail van een heel breed schilderij waarop heel veel te zien is en dat uitblinkt door zijn naturalisme. Geweldig werk eigenlijk al is het natuurlijk een beetje misselijkmakend tegelijkertijd. Een soort karkaturale ode aan de armzaligheid vanwege een gezet burgermannetje. Maar wel tegelijkertijd een ultiem portret van zo'n typisch orkestje samengesteld uit blazers van de één of andere plaatselijke harmonie die op zondag met de instrumenten van de maatschappij wat bijklusten. Precies het soort volk dat de Arguedennes cultuur tot leven wekte en groot maakte. Maar toch jammer dat ik er niet bij kon zijn. Bron beeld: wiki commons

zondag 30 september 2012

Toeval? Toeval bestaat niet (bis, tris, enz,)



Herinnert u het zich nog? Eind verleden jaar publiceerde ik een artikel in het brandnieuwe Tijd-Schrift. Dat leidde onverwachts zelfs tot een radio interview. Het artikel handelde over een Aalsters concertgenootschap 'Le Concert' genaamd waarvan een ongelooflijk compleet en boeiend archief bewaard bleef in het Stadsarchief te Aalst. Opnieuw mocht ik na een grondige analyse van de boekhouding vaststellen dat de dansante activiteiten er in het eerste kwart van de 19de eeuw duidelijk populairder en talrijker in aantal waren dan de concertante. Een trend die we overigens al eerder in Sint-Niklaas en Aalst eveneens konden aflezen uit vergelijkbare, uiterst gedetailleerd bronnenmateriaal.

Nu dateert het onderzoek dat ik in Aalst verrichtte al van begin 2011, wat eind 2011 een artikel opleverde. Ondertussen zat ik ook niet stil en bereidde ik vollop nieuw onderzoek uit waaraan ik dit najaar hoop te kunnen beginnen te Parijs. In de aanloop daarvan nam ik tal van interessante bronnen door, in hoofdzaak dagboeken en ooggetuigeverslagen van soldaten, polici en schrijvers, maar ook meer in het algemeen tijdgenoten uit de periode 1800 - 1815. Zij geven vaak verrassende commentaar bij de politieke en militaire gebeurtenissen die in heel Europe een ingrijpende invloed uitoefenden zowel op de geesten als op tal van gewone mensenlevens.

Compagnon de route bij deze intrigerende zoektocht is de Nederlandse Historicus Joost Welten die ik via zijn kundige commentaar bij de heruitgave van Joseph Abeel's getuigenis leerde kennen. Na een meer persoonlijke gesprek en heel wat heen en weer gecorrespondeer, leerden we elkaars inzichten en bevindingen, bevlogen archiefratten als we zijn, appreciëren en aanvullen. Het merkwaardige toeval wil nu dat hij me een tijdje terug wees op een bijzonder interessante aanvulling van een oogetuigeverslag van niemand minder dan Graaf Henri De Mérode - Westerloo die in zijn Mémoires beschrijft hoe hij in de zomer van 1804 naar een bal gaat te Aalst samen met zijn vriend De Robiano en Mevr. gravin Le Candèle de Ghyseghem, diens zuster die - is het toevallig? - niemand minder dan Beethoven tot inspiratie zou hebben gediend. En om nog wat olie op het vuur te gooien van deze en gene nonsensikale Beethoven discussies: in het jaar dat Ludwig zijn Für Elize zou hebben gecomponeerd - 1810 zou dat zijn geweest - vinden we ook een aankoop van een Beethoven partituur terug in de boekhouding van onze Aalsterse vrienden. Kan het toevalliger?

Maar om terug te keren tot onze jonge snaak: bijzonder toevallig beschrijft hij ook de lastige terugtocht van het centrum van Aalst naar Gijsegem door het toentertijd wellicht zeer donkere platteland rond Aalst:



Als we deze informatie aftoetsen aan het archief, dan moet het haast wel over één van de kermisbals van dat jaar zijn gegaan. Die vonden op 1, 3, 5 en 8 juli 1804. Helaas weten we toevallig niet of het in die periode bewolkt was of net helder weer bij volle maan bvb. Want geloof het of niet: men hield daar rekening mee als bal organisator. Dat weten we zeer toevallig na analyse van enkele Sint-Niklase boekhoudingen. Maar voor de rest weten we toevallig wel nogal wat over die kermisbals. Zo weten we met grote stelligheid dat dansmeester Pasteels uit Brussel er de dans leidde. Het balorkest bestond ten minste uit de muzikanten Roghé, D'Herdt en drie niet nader genoemde Brusselse muzikanten. Roghé en D'Herdt waren wellicht plaatselijk personeel. De drie Brusselaars werden ongeveer het dubbel van de twee anderen betaald, hetgeen wellicht toch duidt op hun groter prestige. We vergeleken recent de namen van enkele van de Brusselse muzikanten in andere rekeningen met de namen van de orkestleden van de Munsschouwburg te Brussel. Er bleken er toch wel een paar bij te zijn die 'bijklusten' in Aalst, wat we goed zouden kunnen begrijpen gezien hun hogere gage daar. En mensen handelen meestal nogal rationeel als het om centen gaat. Toeval bestaat dus niet. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

zondag 23 september 2012

Queeste naar de heilige archiefcamera

Het houdt me soms meer bezig dan me lief is, maar een goede digitale archiefcamera is de beste vriend van iedere archiefrat. Aangezien het in de meeste archieven vandaag toegestaan is om documenten fotograferen, kun je op één archiefdag veel meer gegevens verzamelen dan vroeger ooit mogelijk was. De verwerking achteraf kun je dan op je dooie gemak thuis afwerken. Maar als je weet wat je zoekt kun je het werk van één week, vandaag op ongeveer één dag afronden. Dat scheelt. In verplaatsingen, opgeofferde vakantiedagen enz. Dus is zo'n digitale fotocamera vandaag een haast onmisbaar attribuut geworden.

Sommige onderzoekers drijven het zelfs nog verder. Ze sleuren een heus fotostatief mee, een extra oplader voor de tweede batterij en een afstandsbediening om hun handen vrij te hebben. Doel van deze constructie: one stop shopping. Je neemt een foto maar één keer, zowel voor onderzoek als eventuele publicatie achteraf. Fijn idee, maar wat als je al dat werk dan verricht met een niet zo optimale camera? Om te beginnen zijn de lichtomstandigheden in een archief vaak erbarmelijk: nauwelijks daglicht, kil kantoorlicht, enz. Daarnaast moet je vaak heel grote boeken of kaarten glashelder zonder te veel afwijkingen liefst in één keer kunnen fotograferen. Als het bvb om boekhouding gaat spreek je algauw over papierformaat A2 dat liefst van rand tot rand volgekribbeld staat met miniscuul handschrift. Bovendien wil je bij voorkeur je niet een ongeluk sleuren aan je materiaal camera, lens, statief, enz.
Wanneer je al die zaken bij elkaar optelt kom je uit bij een liefst klein toestel, met zo veel mogelijk megapixels, een bijzonder scherpe én lichtsterke lens. Reflexcamera's zijn daardoor uitgesloten, net zoals systeemcamera's: te groot, te zwaar, te veel onderdelen, enz. Dat megapixels zeker niet het hele verhaal vertellen kon ik zelf al vaststellen: de bovendste foto maakte ik met mijn hondstrouwe compagnon de Fujifilm A310. Die in het midden met een geleende Canon S95. De fujifilm had een 3.1 megapixel sensor, de canon 1O megapixels. De ruisonderdrukking van de A310 is zeker heel matig in vergelijking met de canon. De lens echter sloeg alles: haarscherp. Zelfs met een veel kleinere sensor en behoorlijk slechte ruisonderdrukking leverde de fujifilm bijzonder leesbare fotos op. Je ziet dit nog het beste aan de details van de papierstructuur die de fuji zo mooi weergeeft en de canon helemaal niet. Nochthans ging het in beide gevallen om vrij vezelachtig papier uit dezelfde periode (ca 1820).

Gelukkig voor ons archiefratten houdt de camera industrie vandaag nogal goed rekening met onze wensen. Je hebt nogal wat 'pocketrockets' in het hedendaagse aanbod aan digitale camera's. Canon S100, Olympus ZX1, Sony RX100, Leica D-lux6, Fuji X100, Sigma DP1, enz. De ene al duurder dan de andere. Helaas voor ons archiefratten bestaat er nauwelijks adequate real life testgelegenheid. En als je weet dat zo'n beestjes algauw rond de 700 euro's en meer kosten is me dat toch even balen. Want wat als ie het dan niet echt doet?

Wat ik dus wil is in feite gewoon een fantastische lens. Hoe minder tralala hoe beter. Pixels zijn aardig meegenomen, maar niet de topprioriteit. Budget is ook wel van belang. De Leica's zijn gewoon over de top, net zoals de recent gelanceerde Sony RX1 (resp. 1500 en 3000 euro). Voorlopig gaat het voor mij tussen de Sony RX100 en de Sigma DP1 Merrill. Alle suggesties en aanvullingen zijn natuurlijk welkom.

zondag 16 september 2012

Concours d’arguèdènes 2012

Ieder jaar vindt in het zuid-Belgische plaatsje Sivry-Rance (tussen Beaumont & Chimay) een buitengewone muziekwedstrijd plaats. Het is bij mijn weten de enige plaats in ons land waar fanfare muzikanten tegen elkaar in het strijdperk treden met airekes en danskes, kortom: dansmuziek van bij ons.

Mensen die het nog nooit meemaakten, denken als ze de combinatie "koperblazers" en "polka's" horen, onvermijdelijk aan hoepapa muziek. Wat het ook is. Edoch, een beetje anders voor een keer. Er is namelijk mettertijd een beetje Waalse of Franse flair en swing in deze muziek geslopen. Waardoor ze eigenlijk redelijk onweerstaanbaar op de heupen werkt. Maar ook dat is positief bedoelt. Een mens moet gewoon dansen als deze muziek klinkt.

Dus: koperblazers aller streken, meldt u aan op zondag 7 oktober 2012 voor 12 uur 's middags. Om 14 uur begint dan het concours waarbij zowel solisten als groepen muzikanten (tot maximaal 6 tegelijk) meedingen in verschillende categorieën. Om 16 uur volgt dan een concert. Tijdens de deliberatie is er mogelijkheid tot vrij samenspel of 'jamsession' met de aanwezige muzikanten. Tussendoor is er wat te eten en te drinken. En voor de liefhebbers: er is een perfecte dansvloer.

Inschrijvingen en info: Inschrijving en info: +32 (0)477 72 21 30 of arguedenes@hotmail.com - www.arasedetere.be

Foto: à râse de têre & Limbrant als ultieme weddingband

maandag 10 september 2012

David & de archieven



Het is weer een tijdje geleden dat ik nog wat postte op deze blog. Het zijn drukke tijden voor cultuurliefhebbers. Het nieuwe schooljaar ging van start en ondertussen studeerden we rustig verder op onze archieven en bronnen. Ter meerder glorie van de wetenschap in het algemeen en de dansgeschiedenis in het bijzonder. Het wil overigens niet zeggen dat we niets meldenswaardigs vonden. Wel integendeel. De afgelopen maanden was David A. Day van Bringham Young University in Utah in het land. David verricht al 15 jaar naarstig onderzoek naar het Ballet van de Brusselse Opera. Wil het toeval dat hij zijn doctoraat maakte over het ballet in de Franse en Hollandse tijd, wat dan weer mijn onderzoeksperiode is.

Maar het leven bestaat niet altijd uit toevalligheden. Hoewel. Toevallig was ik verleden jaar in januari in het Aalsterse stadsarchief onderzoek aan het doen op het archief van muziekvereniging "Le Concert". Dit ter voorbereiding van een leuk artikel waarover ik het al eerder had op deze website en dat u hier kunt lezen. Alles behalve toevallig kwam ik daar natuurlijk namen van muzikanten en dansmeesters uit het Brusselse tegen. Net zoals ik een jaar eerder in Sint-Niklaas dansmeesters uit Antwerpen was tegengekomen. Zo ging dat toen namelijk: men haalde de grote namen van het ballet van de opera naar zijn etablissement in de provincie om volk te trekken. En dat werkte want een danszaal uitbaten was doorgaans een lucratieve bezigheid destijds.

Omdat ik vermoedde dat de Brusselse muzikanten eveneens aan de opera waren verbonden, contacteerde ik David. Hij kende de namen van de orkestleden van de Brusselse opera en toevallig of niet waren daar een paar snaken bij die af en toe bijklusten in Aalst. Het was overigens een bekend fenomeen dat vrijwel alle muzikanten er bijbaantjes op nahielden waardoor het orkest vrijwel nooit in volledige bezetting speelde. Waarmee ik dan weer de mythe van de historische uitvoeringspraktijk even om zeep help. Want als men werkelijk wil klinken als toen... dan moet men dus met onvolledige orkesten, op slechte instrumenten en in een zaal vol ongewassen, stinkende mensen aan de slag. Maar dat zal wel niet de bedoeling zijn, enz. enz.

Enfin, dit alles om u te zeggen dat David afgelopen zomer naarstig met een ploegje studenten fantastisch werk verrichtte door een pak scores in te scannen en op het web te zwieren. En ook niet toevallig meldde ik hem dat zich in Antwerpen alvast minstens een even interessant fonds bevond dat hij dringend eens moest gaan bekijken. Hetgeen zeer toevallig ook gebeurde. Dus mensheid: juicht en prijst! David A. Day mag vanaf volgend jaar ook de opera en ballet scores van de Antwerpse én de Brusselse conservatorium bibliotheek komen inscannen en op het web te grabbel gooien voor onderzoek. Het voorlopig resultaat kunt u alvast gaan bewonderen op de website met de vanzelfsprekende naam www.archives.org die uiteraard geen toeval kan worden genoemd. Kortom: geef David en zijn ploegje op digitale wijze een high five, mocht je toevallig in de buurt vertoeven.

De video toont een bal in de muntschouwburg ca 1956 - bron - www.ina.fr

zondag 26 augustus 2012

Danst Harry Potter op Python?

De boog kan niet altijd gespannen staan. Daarom even een blog berichtje met wat nonsicale gedachten. Gisteren zat ik voor de zoveelste keer naar Harry Potter & The Deadly Hallows te kijken toen me onder het nuttigen van een trapistje de volgende gedachten te binnen schoten. Hoe verschrikkelijk de dansscènes niet zijn in zowel de boeken als de films. Dansen moet voor J.K Rowling blijkbaar steeds als een traumatische ervaring worden voorgesteld. In tegenstelling tot eten bvb. dat telkens weer een feest hoort te zijn. Harry Potter is in dat opzicht fantastische lectuur voor Anorexia patiëntjes in spe, net zoals het voor alle wat motorisch onbegaafde, klungelige jongetjes een opluchting zal wezen, dat ze dansen niet fijn hoeven te vinden, zelfs al zijn meisjes er doorgaans dol op.

Maar toen ik nog iets dieper nadacht viel me in dat er wel heel wat gelijkenissen te bespeuren vallen tussen het programmeren van Python (of iedere andere echte object georiënteerde taal) en toveren zoals dat in Harry Potter's wereld gebeurt. Zoals jullie weten pruts ik momenteel verder aan mijn blog in Web2py en daarbij komt dus python om de hoek gluren.

Bij toveren horen toverspreuken. Bij Python 'call' je functies, methodes, classes, objecten, enz. net zoals bij toveren door ze bij hun naam te noemen. Wanneer je dat doet gebeurt er iets. Soms iets dat je niet helemaal voorzien had en soms ook helemaal niets. Dan blijkt dat je je toverspreuk verkeerd uitsprak(lees: typfoutjes maakte). Wat moeilijkere toverspreuken blijken overigens altijd wel door één of andere 'grote magiër' uit het rijke tovenaarsverleden te zijn ontworpen. Zo programmeerde Albus Dumbledore de 10 gebruiken van drakenbloed samen met zijn partner Nicolas Flamel die op zijn beurt dan weer de uitvinder was van de 'Steen der Wijzen'. Het fijne aan de tovernaarswereld is dat het blijkbaar ook allemaal 'Open Source' toepassingen zijn. Eénmaal uitgevonden mag iedereen ze gebruiken. Gratis en de voor niets. Ze zijn met andere woorden door de gemeenschap van magiërs/programmeurs toegevoegd aan de 'Standard Library'.

Overigens wist u dat programmeerboeken die wat dieper ingaan op bepaalde aspecten van een taal vaak 'kookboek' heten? En dat bij het ontwerpen van een programma je vaak erg goed moet nadenken op voorhand welke ingrediënten je wanneer en in welke hoeveelheid toevoegt? Een beetje zoals bij 'toverdranken' in de Potterboeken. Maar ook 'transfiguratie' is een techniek die in Python haar evenknie kent en bijzonder frequent voorkomt al heet ze dan 'omzetting' of 'converting'. In python kun je overigens ook omgevingen scheppen (bvb de Sandbox van GAE) waarbinnen bepaalde 'spreuken' of classes niet werken. Een beetje zoals bepaalde magie niet binnen de muren van Hogwards lukt.

En ik ben ook niet de enige die gelijkenissen ziet tussen de potterboeken en python. Zelfs de eminente Guido Van Rossum, de vader van de Python programmeertaal, zag die al eerder. Al was dat op een andere vlak dan ik dat hier doe. Hij wijst namelijk op de gelijkenissen in de ontwikkeling van Python over de jaren en de ontwikkeling van de plot in de potterboeken over de 7 delen. Moet het tenslotte nog worden herhaald dat Harry Potter vloeiend Python spreekt met alle slangen in zijn omgeving?

donderdag 16 augustus 2012

Op schattenjacht voor de nieuwe blog: La Vie Parisienne

Zoals jullie onderhand wel weten sleutel ik druk aan mijn nieuwe blog. Saai werk, dat gelukkig af en toe leidt - het devies 'Al gaande langs googles wegen, komt men warempel dansant erfgoed tegen' indachtig - tot de nodige ontdekkingen. Het punt is: de home-page van de toekomstige blog, die je overigens hier terugvindt, toont een viertal fragmenten van historische danstekeningen. Over drie van de vier bestond weinig discussie hier ten huize: de Schottische postkaart linksboven staat gewoon op de schouw, de dansende dames rechts onder komen van de onovertroffen Suzanne Meunier en de illustratie links onder is in feite een detail van een vrij bekend 'Le Bon Genre' wals-karikatuur uit het begin van de 19de eeuw. Maar wat te doen met de vierde hoek, rechts boven?
Gezien de verdeling in de tijd van de verschillende tekeningen (1810, 1900, 1950) dienden zich twee periodes aan: 1850 en interbellum. Begrijpen wie begrijpen kan, maar laat dat nu juist twee periodes met elk hun eigen 'dancewoede' zijn, waarover dus tonnen en tonnen beeldmateriaal bestaan. De ene over de polkamanie de andere over de jazz-craze. Geen evidente keuzes dus, wegens beide waanzinnig aantrekkelijk: gestyleerde art-deco jurkjes à la garçonne of super vrouwlijke S-lijn crinolines? Rokkostuum met zwaluwstaat vs smoking?
En al surfend kwam ik zo dus modeprenten uit het befaamde tijdschrift "La Vie Parisienne" tegen dat in feite beide epoques overspande, maar vooral voor het interbellum fantastisch beeldmateriaal opleverde. In feite zijn het vaak karikaturen, maar daarom niet minder informatief. Bovendien werkten de beste mode-illustratoren mee aan dit blad, waardoor geheel licht kinky en arty-farty fashionable oogt. Zo een blad maken ze nu niet meer. En nostalgici zoals ik vinden dat blijvend jammer.
Aangezien ik er zelf niet uit geraak: aan jullie dus de keuze. Je mag je meningen hier of op facebook posten of ze me persoonlijk mailen: hoe meer meningen hoe meer vreugd. En als je dan toch bezig bent: surf alvast eens wat rond op de test-site (er zit nog niet zo veel in) en spui gerust commentaar over het surf-en gebruiksgemak. De keuze gaat uit de vier prenten die in dit artikel voorkomen. Je mag ze voor het gemak nummers 1 - 4 meegeven, naar gelang de volgorde waarin ze voorkomen.

maandag 6 augustus 2012

Pantone: een ware bron van inspiratie

Momenteel lees ik het onwaarschijnlijke "PANTONE - The 20the century in Color" van Leatrice Eiseman & Keith Recker. Zonder die pretentie te willen hebben, biedt dit boek dat uitsluitend over kleur gaat, één van de boeiendste overzichten van de 20ste-eeuwse populaire cultuur die ik ooit zag. Het opzet is eenvoudig: bepaal per decennium welke 8 kleurpaletten toonaangevend waren. En doe dit op basis van kunstwerken, populaire producten, publicitair materiaal, mode, interieurvoorwerpen, enz. Wat dit met dansgeschiedenis te maken heeft? Wel zo ongeveer alles. Toch wanneer het om dansmode gaat. Al was het maar omdat dans- en muziekmode en bij uitbreiding het nachtleven, ontzettend veel invloed had en nog steeds heeft op alles wat met mode en coloriet te maken heeft. Maar er is nog een tweede reden. De nieuwe versie van deze blog is in volle ontwikkeling. Zoals reeds aangekondigd wordt het een Web2py app, wat de achterliggende techniek betreft tenminste. Aan de voorkant moet je daar zo weinig mogelijk van merken vind ik. En dan wordt kleur en huisstijl wel erg belangrijk, dat spreekt. Binnenkort zal u trouwens hier een link vinden waarop u dat eerste ontwerp zult kunnen keuren. Maar dat is stof voor een nieuw verhaal.

woensdag 25 juli 2012

Danshistorici ondereen: stielbedervers!

Wanneer danshistorici uit de balletwereld zich wagen aan geschiedschrijving van de sociale danscultuur kun je je aan een bepaalde visie verwachten. Podiumdans en sociale danscultuur zijn volgens hen niet zo erg verschillend, bvb. Ze halen dan bij voorkeur de voor kunsthistorici bekende voorbeelden aan waarbij er inderdaad sprake was van uitwisseling tussen de twee 'genres'. Daarna volgen de mooie plaatjes van schilderijen over filmfoto's en als je geluk hebt misschien eens een polka-karikatuur van Charles Vernier.

Maar wanneer je je vervolgens verlaagt tot het debiteren van historische onzin over balcultuur, noem ik dat gewoon stielbederf. Laat dat nu precies het euvel zijn waaraan alle vier de co-auteurs van de "Scènes de bal, bals en scène" zich bij herhaling bezondigen. Het gaat om een resem aan fouten. Van het verzwijgen van historische feiten tot het ontberen van elk internationaal historische perspectief. Ergerlijk en storend. Gênant ook.

Zo lezen we op pg 35 dat de Mazurka nooit zijn doorgebroken zijn doorgebroken als salondans in Parijs, wegens te complex. En op pagina 29 wordt de Quadrille des Lanciers in 1856 voor het eerst werd geïntroduceerd. Opnieuw in Parijs notabene. Vanzelfsprekend. Parijs, dat is toch de navel van de wereld? Danscultuur = Parijs, daarbuiten heerst de barbarij dat is algemeen bekend. Balcultuur in de danszaal is blijkens de auteur van het eerste hoofdstuk, volstrekt schatplichtig aan balletcultuur en theaterdans. Nogal kort door de bocht lijkt me dat. Dat talloze auteurs van historische dansboeken effectief geschoolde balletmeesters waren, klopt natuurlijk. Zij waren de enigen die over een 'taal' beschikten om dans op te schrijven. Maar moeten we daarom alles geloven wat zij aan het papier toevertrouwen?

Je kunt in dat opzicht ook echt bijziend zijn. Over de Contredanse lezen we bijvoorbeeld louter door iets over de Franse dansmeesters die zich met het genre inlieten. Dat de dansvorm al meer dan een eeuw eerder in Engeland tot volle wasdom kwam, krijg je dus niet te horen. En natuurlijk gaat het vervolgens louter nog over Versailles en de hoofse balcultuur aldaar. Dat die een heel sterke band met de theaterdans had, staat uiteraard buiten kijf. Echter, stellen (inleiding pg. 10) dat tot aan de 20ste eeuw vooral de elite bijdroeg tot de ontwikkeling van de sociale danscultuur, is wat mij betreft toch wel erg kort door de bocht. De "Country Dance" heeft haar naam, dacht ik toch, echt niet gestolen?

Op eerste gezicht leek me het initiatief, dat uitging van het 'Centre National de Danse' in 2011, beste wel interessant. Een tentoonstelling, omkaderd door lezingen, films en dansvoorstellingen, waaronder ook wel enkele bals. Maar de omkadering van hetzelfde niveau was als het boek, ben ik bijlange niet kwaad dat ik het geheel totaal gemist heb. Stel je voor dat ik daarvoor speciaal naar Parijs zou zijn afgereisd?

zondag 8 juli 2012

Ontdekking: Ivor Guest

Ivor Guest. Ik moet iets bekennen. Voor ik zijn boek 'Ballet under Napoleon' op de kop tikte in Parijs, had ik nog nooit van hem gehoord. Voor u "schande!" roept of zo. Het is een ballet historiograaf, zoals de meeste danshistorici overigens. Dat wil dus zeggen dat hij het effectief heel weinig heeft over het onderwerp waaraan deze blog is gewijd, nl. sociale danscultuur. Hoe dan ook: het is een kleine wereld natuurlijk en vroeg of laat kom je elkaar dus tegen. Niet persoonlijk, hij is 92 ondertussen en wellicht niet meer zo kwiek en mobiel, maar wel via zijn werk.

Ongeveer een uur voor we Parijs verlieten trof ik voornoemd boek in de shop van de Opera Garnier aan. Het kostte een pak duiten, maar ik wilde het per se hebben. Waarom? Omdat ik net voordien dit prachtig portret van Auguste Vestris in een zij galerij had zien hangen.



En ik moest meteen terugdenken aan enkele anecdotes die de ronde doen over de toenmalige rivaliteit tussen Duport en Vestris. Ik wist dat beiden aan de opera verbonden waren geweest, maar dat zij daarnaast ook enorm gegeerd waren als society dansers in de Parijse salons van die tijd. Stendhal beschrijft overigens in zijn dagboeken zo'n moment waarop Duport zijn entré maakt. 

Maar het zou Ivor Guest oneer aandoen als we bij anecdotiek bleven hangen. Zijn 'Ballet under Napoléon' is namelijk zonder meer een standaardwerk. Iets dat je gewoon moet gelezen hebben, als je iets over het pre-romantisch ballet wil weten. Naast academische grondigheid beschikt Guest overigens nog over een andere troef. Hij is erg goed leesbaar. De reden hiervoor? Hij was om te beginnen heel zijn leven advocaat en dat is een slag mensen die het gewend is om ideeën te verpakken in goed klinkende volzinnen. Daarnaast las hij alles wat hij schreef hardop voor aan zijn echtgenote. En dat voel je dus. Vrijwel iedere zin is letterlijk zinnenprikkelend, prachtig verwoord, te savoureren. 

Zijn er dan geen mindere kanten aan dit boek? Natuurlijk wel. Ivor Guest heeft de gewoonte om steeds het volledige scenario van ieder ballet in detail te beschrijven. Niet alleen heb je daar als lezer - ook niet als beroeps - altijd een boodschap aan, maar het maakt het boek op sommige momenten haast onverteerbaar. In zijn plaats had ik die beschrijvingen als bijlagen gelaten en mij in de tekst zelf beperkt tot een korte synopsis. 

Maar het neemt niet weg dat je toch blijft lezen, al blader je schuldbewust af en toe een paar pagina's verder om de draad weer op te pikken wanneer het weer over de danser en hun grillige pad naar het succes zal gaan. Er is overigens nog één reden waarom ik Ivor Guest bijzonder waardeer. Hij schreef namelijk een boek met de intrigerende titel: 'Adventures of a Ballet Historian'. Heerlijk toch? Eindelijk een zielsverwant gevonden. Bestond bloggen in zijn jongere jaren reeds, dan had hij wellicht een gelijkaardige blog als deze in stand gehouden.

zondag 1 juli 2012

Een danshistoricus in Parijs: Dag 2 - Deel 2: Cité de la Musique



Een bezoek aan Parijs waarbij je zoveel wil zien, kan natuurlijk niet zonder een obligaat bezoek aan de volledig vernieuwde Cité de la Musique in La Villette. Is het een museum, is het een concertzaal? Neen dat is het niet, enz. Het is namelijk nog veel meer. Op z'n Frans bouwden ze de voormalige abattoir en omgeving om tot een hypermoderne expositie en performance zone. Het museum zelf is dus ingebed zoals dat heet in een hele belevings-site rond podiumkunsten in het algemeen. Indrukwekkende cultureel beladen omgeving midden in een intens multiculturele volkswijk ten Noorden van het centrum.

We dronken eerst een kop koffie op het terras van het museumcafé met uitzicht op de oude abattoir. Op de voorgevel prijkte in enorme knalrode neonletters de naam van onze landgenoot en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui die met zijn creatie TeZukA de wereld aan het veroveren is. Waarna we de catacomben van het muziekmuseum indoken.

Nu ben ik alles behalve een neutraal observator wat muziekmusea betreft. Vele jaren geleden werkte ik mee aan de her-inrichting van het museum Vleeshuis in Antwerpen als researcher. Nog steeds één van mijn meer geslaagde opdrachten vind ik persoonlijk. Maar het maakt me tegelijkertijd natuurlijk tot een wel heel kritische toeschouwer, op het pedante en betweterige af. Maar dit gezegd zijnde: het Parijse museum mag er best zijn. Het toont de evolutie van de instrumentenbouw en muzikale smaak in chronologische volgorde, maar zoomt waar mogelijk thematisch in. De multimedia is dik in orde en er is zelfs aandacht voor de kleinsten met een apart kinderparcours. We zagen een klasje van 6-7 jarige onder begeleiding van een gids aan de slag en ook het niveau en de aanpak van de gids konden ons zeker bekoren.



Echter. Maar. Edoch. Het is toch wel heel academisch. Dat hoeft op zich geen bezwaar te zijn, maar voor een muzikale hoofdstad als Parijs is het wel een gemiste kans. Het begint natuurlijk met de renaissance, daarna de barok, 18de eeuw, enz. Telkens kan je prachtige collectiestukken te bewonderen en bij elke periode hoort ook een reportage en soms zelfs twee. Daarbij neemt men vrij vaak een historisch concert dat ooit in Parijs plaatsvond als centraal thema en dat licht men dan toe. Hoe reageerde het publiek, hoe moeilijk was het wel om dat concert te laten plaatsvinden, enz. Best boeiend, dat spreekt. Maar: waarom alleen Parijs? De rest van Frankrijk bestaat dus blijkbaar niet.

Maar zelfs Parijs komt er maar magertjes uit. Zeker naarmate je dichter bij het heden komt. Het stuk over de 19de eeuw is oersaai. Alleen concertcultuur komt aan bod en de opera. Bals, chanson, café chantant, variété, harmonies en fanfares: het heeft blijkbaar allemaal niet of nauwelijks een rol gespeeld in de muziekgeschiedenis. Om nog te zwijgen van de beschamende 20ste eeuw. Alleen de academische hedendaagse muziek met bijbehorende synthesizer collectie. Geeuw. Piaf? Django? Musette? Gainsbourgh? Jean-Michel Jarre? France Gall? Een toonkast of twee weggestopt op een overloop. En flux de afdeling ethnische muziek er achteraan geplakt. En waarom de ethnische muziek NA de Westerse traditie? Iemand?

Goeie shop op het einde, dat wel. Een mens zou er zich arm kopen, maar het was toch een magere troost. Doe mij maar wat meer 'moderne' onderwerpen bij een volgende her-inrichting. Ze mogen altijd eens bellen voor een adviesje ;-)


dinsdag 26 juni 2012

Artikel in Danspuntmagazine over Bretoense dans



Het was een tijdje was stiller op deze site. Om persoonlijke redenen moest het wat rustiger aan de afgelopen maand. Wekelijks blijven posten als je hoofd er niet naar staat, is dan geen goed idee. Het volgende artikel over dansant Parijs komt er binnenkort aan. Dat is bij deze beloofd. Maar ondertussen stond de wereld niet stil natuurlijk. Soms vragen mensen me wel eens: wat doet die Dansant.org nu eigenlijk buiten het bijhouden van een blog? Welnu: vanalles. Dat kun je nalezen op deze website onder het luikje 'Aanbod'. Maar dan nog blijft het abstract natuurlijk, want het meeste wat we doen is niet erg sexy, nl. wetenschappelijk onderzoek. Een van nature trage bezigheid die niet dadelijk, snel, hier en nu wat oplevert. Maar af en toe doen we ook wel iets wat wel meer mensen bereikt, zoals laatst voor Dans. magazine. Die wilden een stukje over Bretoense dans met wat historische achtergrond erbij. Dan ben je hier natuurlijk aan het goede adres. Vanaf deze week ook op papier.

zondag 3 juni 2012

Een danshistoricus in Parijs: Dag 2 - Deel 1 - Het Louvre


Na de ontgoocheling van Versailles, werd het een puike dag. In de voormiddag het Louvre, in de namiddag Cité de la Musique in La Vilette. Of hoe je ook echt goeie musea kunt maken vandaag de dag.

Het Louvre dus. Het eerste megamuseum ooit ter wereld, icoon, touristische trekpleister voor de halve wereld, enz. Maar ook een onmogelijkheid op zowat elk vlak. Want hoe organiseer je dat: 60.000 vierkante meter tentoonstellingsruimte, 8.5 miljoen betalende bezoekers per jaar, een variëteit aan collecties die zijn gelijke niet kent in de wereld? Het MAS in Antwerpen beschikt over 4000 vierkante meter tentoonstellingsruimte en ontving in het openingsjaar 2011 (meestal het topjaar voor een nieuw museum) naar eigen zeggen 1 miljoen bezoekers, waarbij we in het middel laten of zij ook allemaal betaalden.

Hoe je dat klaarspeelt? Gewoon goed nadenken. De piramide op het binnenplein wekte bij de opening in  1989 controverse, omdat ze het iconische stadslandschap zou verstoren. Ondertussen bereikte de glazen constructie zelf een iconische status. Een vondst met een hoog genialiteits gehalte. Aanschuiven voor het Louvre werd ondanks security checks herleid (zeker wanneer je over een 'museum pass' beschikt) tot een minumum en ook binnen het museum is de routing van de mensenmassa 'glashelder'.

Wij kozen ervoor om ons bezoek te concentreren op een vier-tal tentoonstellingen. Het uitgangspunt is daarbij dat een doorsnee mens zich niet veel langer dan twee uur intens kan concentreren of indrukken opdoen die bij blijven. We bezochten eerste de ondergrondse permanente expo over het Louvre in de middeleeuwen. Het ene moment zit je in een futuristische glazen piramide, vijf minuten laten flaneer je ondergronds door de voormalige slotgracht van de 12de-eeuwse oorspronkelijke Louvre-burcht. Een beetje alsof men het STAM van Gent gebouwd zou hebben boven op het Gravensteen. Een aanrader omdat het gewoon indrukwekkend is. Daarna bezochten we de tijdelijke tentoonstelling over 'Les Belles Heures du Duc De Berry'. Dit soort top-stukken van de miniatuurkunst krijg je tegenwoordig wellicht maar één keer in je leven te zien. Om de paar decennia worden ze grondig nagekeken voor bijkomende restauratie. Bij die gelegenheid worden de caternen uit de banden gehaald en wordt meestal een tentoonstelling georganiseerd. Daarna verdwijnen ze weer voor een paar decennia in de klimaatkast.


Er val eigelijk niet veel over te zeggen, buiten dat je dit gewoon niet mag missen als je toevallig in Parijs zou zijn één dezer. Het loopt nog tot 25 juni, dus...

Vervolgens bezochten we de fantastische apartementen van Napoleon III. Altijd een boon gehad voor de Napoleon III stijl, die meer dan welke andere periode ook het hedendaagse straatbeeld van Parijse centrum domineert. Het is de stijl van de Hausmann boulevards, de Opera Garnier, enz. Het is ook de periode van de grootschalige bals, de crinolines, de rage van de koppeldansen, enz. Een goed deel van de identiteit van Parijs als mekka van de dans onstond onder zijn bewind. Een prachtig voorbeeld van zo'n bal en de Parijse invloed daarbij, besprak ik reeds hier op deze blog. Maar ook in zijn privéapartementen zijn de verwijzingen naar een muziek en danscultuur duidelijk aanwezig. Wat te denken van deze orkestbak, hoog verheven boven de grond? Volgens de borden met historische uitleg was dit de ontvangstzaal. Kan wel zijn, maar dan toch wel vmno (volgens mijn nederig oordeel) eentje met een hoog dansant gehalte.


Of deze fantastische zitbank om tussen twee dansen wat op te verpozen? Onderhandelen over een volgende wals in het balboekje van de dame in de volgende zit-vleugel. Je ziet elkaar niet echt 'zitten', maar praten lukt wel. Heerlijk toch? Bestaat er ergens een design versie van zo'n bankjes die betaalbaar is? De enige fake in de hele omgeving was overigens de piano. Ik had zo'n donkerbruin vermoeden dat de pleyel in de ontvangstzaal niet de originele was. De zaalwachters sloegen lichtgroen uit van mijn giftige opmerkingen en beweerden bij hoog en bij laag dat het de echte was. Niet dus. 's namiddags vonden we enige echte Napoleon III Pleyel in de Cité de la Musique. Maar daarover dus meer in een volgende bijdrage.


En tenslotte bezochten we ook nog de sectie met 'empire' interieurs. Helaas niets over dans daar. Zelfs geen schilderij met dansers uit die tijd. Hoewel er toch het één en ander in de reserves zou moeten zitten. Misschien een idee voor een tijdelijke expo? Ze mogen me altijd bellen voor een adviesje ;-)

woensdag 30 mei 2012

Een danshistoricus in Parijs: Dag 1 - Versailles


 Tijdens ons korte verblijf in Parijs, deden we ons best om het één en ander mee te pikken. Zo voelden we ons erg aangetrokken door Versailles. Versailles. De naam alleen al galmt nog dagen na in het oor van iedere danshistoricus. De plaats waar de contradans het vaste land betrad, waar de moderne ballettraditie op academische leest geschoeid, het levenslicht zag. Om nog maar te zwijgen van de termen 'Côté Cour' en 'Côté Jardin' die vandaag nog steeds in iedere westerse theaterzaal dagelijks talloze keren weerklinken en die in deze setting hun opnieuw hun oorspronkelijke betekenis terugkrijgen... Ah! Versailles! (Een dof 'bonk' in de achtergrond weerklinkt. Een danshistoricus, overmand door emotie, valt in katzwijm).

Maar keren wij vooral terug naar de harde realiteit van het dagelijks leven. Versailles is een ramp. Ik herhaal: een ramp! Geen zinnig mens, en al zeker geen verstandig mens met enige zin voor historisch bewustzijn, wil deze gruwel van de exploitatie door massatoerisme bewust onder ogen nemen. Om te beginnen is het hele gebeuren een logistieke ramp. Wanneer je als voetganger het kasteel van op enige afstand gadeslaat... Dan zie je dus geen kasteel. Een ware "Atlantic Wall" van autobussen onttrekt het bouwsel volkomen aan het zicht. Daar doorheen lopen bovendien een paar gore stadsautstrades, zodat het plaatje min of meer oogt als een nachtmerrie voor iedere urbanist. Ondertussen krioelt het van de illegale eifeltorenventers. Wanneer men geduld heeft kan met het spannende kat en muisspel tussen lokale politie en deze arme stakkers goed gadeslaan. Men kan er warempel zelfs, mits enig geduld, een heuse massa arrestatie in 'Casablanca-style' beleven. Round up twice the usual ammount of suspects!

Het kasteel kregen we dus niet te zien (wachttijd +/-4 uur in de vlakke zon), dus togen wij in de richting van het Petit Trianon, het allerschattigste buitenverblijf van Marie-Antoinette. Allerschattigs? Gruwel, grot en kattenkwijl! Rotte blikjes vol Tonijn! Het is fascinerend en confonterend tegelijkertijd. Een heus nepdorp omgeven door romantische vijvers, wijlanden en moestuinen om voltijds gehuld in kant en zei herderinnetje in te spelen. Het doet ontegenzeglijk denken aan de ontluisterende beelden van bestormde dictatorparadijzen in het Midden-Oosten. Luisten en luxe voor enkelen, wreedheid en uitbuiting voor 'de rest'. Geen wonder dat de Franse revolutionairen uit 1789 hardvochtig waren. Het cynisme dat er vanaf straalt doet ook vandaag nog kokhalzen.


Maar goed dat ze zo iets bewaren. Als historisch teken aan de wand dan. Een beetje zoals Auswitz of zo. Hoewel: nu we het hebben over bewaren. Versailles wordt helemaal niet bewaard. Trianon ging in 2008 een jaar dicht voor een grondige restauratie. Totale kost 2.3 miljoen Euro. Gul gesponsord door Bréguet, het horlogemerk dat één van de horloge's aan Marie - Antoinette schonk voor ze een kopje kleiner werd gemaakt en vandaag een merk als een andere uit de Swatch stal. Romantisch getint kapitalisme wellicht? Terugdenken aan betere tijden? Bij dergelijke bedragen hoor ik mezelf denken: klimaatregeling, raamfolie à 95% UV en Infrarood, enz. Niets van dat alles. Schilderijen in de vlakke zon opgehangen tegenover een raam pal op het zuiden, lagen stof en bagger op elk ornament, open ramen en deuren de klok rond, integrale keukeninrichting in het gebouw zelf om de cafétaria uitbater te behagen, enz. Zum kotzen. Geen enkel respect voor de site, noch het interieur. In de tuinen is het mogelijks nog erger. Daar staan de originele marmeren beelden uit het einde van de 17de eeuw gewoon kapot te gaan in weer en wind. Puik zou ik zeggen. Over 15 jaar is Versailles niet meer dan een verre herinnering uit de film. Werelderfgoed? Iemand?

dinsdag 15 mei 2012

Paris here we come!


Over enkel dagen vertekken we naar Parijs voor een stadstripje van enkele dagen. Het toeval wil dat ik al enkele weken zoet ben met de dagboeken van Stendhal uit de periode 1804 - 1818. Ze bieden een vaak fascinerende inkijk in het in dagelijkse leven van een jonge man met artistieke pretenties in Parijs. Hij bezoekt het theater vrijwel dagelijks en becommentarieerd de stukken die hij ziet, de boeken die hij verslindt, etc. Kortom hij eet, drinkt, slaapt,vrijt, enz. zoals iedere jonge man van zijn leeftijd dat zou doen. Het is alleen hoogst merkwaardig hoe modern hij zelfs in een nederig genre als het dagboek na al die jaren blijft. Stendhal blijft boeien, ook na meer dan twee eeuwen. De frishei
d van zijn stijl en zijn gave om met twee halve zinnen een personnage neer te zetten zijn onweerstaanbaar.

Lees even over zijn schouder mee hoe hij een bal beschrijft in intieme kring. Ik geef slechts enkele fragmenten weer van het hele "réçit":

Fête donnée par Ariane lundi, 4 germinal an XIII [25 mars 1805]

 Over een moeder die haar dochter op een bal in de etalage zet:

...Lorsque Basset dansait avec Mlle Amalric, M. de Parny lui dit en lui touchant les épaules:"Tenez-vous donc droite." Lorsqu'elle dansait, se mère la tirait à chaque instant par sa robe, ou pour l'embarasser, ou pour arranger sa toilette, ou pour lui dire quelque chose tout bas. Lorsqu'elles se parlaient assises l'une à côté de l'autre, sa mère lui poussait la joue pour la mettre en face du public...


De gastvrouwe,  Catherine-Joséphine Duchesnois, dit Ariane

Over een getalenteerd danser en het belang van goed te kunnen dansen:

...On se remit à danser. Duport dansa la gavotte avec la petite fille dont nous avons parlé. Il avait danséauparavant la contredanse avec Amalric Contat, sans faire aucun pas en masse. Il en fit cependant deux ou trois, soit dans la contredanse, soit dans la gavotte, qui furent le comble de la grâce. Il fut sublime  de grâce, il fut exactement ce que doit être un grand talent dans la société...

 Louis Antoine Duport (1781 - 1853)

En het gevaar om vernederd te worden wanneer je dat specifieke talent, ook al ben je actrice en gastvrouwe, blijkbaar niet in voldoende mate bezit:

...Mlle Duchesnois sautait en valsant, Valance s'avance au milieu de la salle et, la prenant par le bras, lui dit:"Mais vous voulez vous tuer, ne sautez donc pas comme cela!". Mlle Duchesnois lui répondit:"Mais si cela me faisait mail, je ne le ferait pas."Et de sauter. Son air froid m'a choqué toute la soirée. Il paraît qu'il l'aime beaucoup. Il a prié Basset de ne pas la faire danser, lui disant qu'il fallait ménager les talents...

 Jean-Baptiste Cyrus Adélaïde de Timbrune de Thiembronne, vicomte puis comte de Valence, dit Valence




zaterdag 5 mei 2012

Cursus 18de-eeuwse contradans in Hingene


Deze week kreeg ik het volgende berichtje van Koen De Vlieger - De Wilde, de dansante conservator van het Kasteel van Hingene in mijn mailbox:

Goedemiddag,

Met dit bericht wil ik jullie alvast enkele data doorgeven van activiteiten die Stichting Klassieke Dans dit najaar zal organiseren in het kasteel d’Ursel.

De volgende cursusreeks met 18de-eeuwse contredansen is gepland op zaterdagen 22 september, 20 oktober en 17 november 2012, telkens van 10 tot 17 uur.

De aangeleerde dansen kunnen ook dienen als voorbereiding voor de Winterbals. Die komen er weer aan op 8 én 15 december 2012, telkens vanaf 20 uur.

De verdere details moeten nog worden uitgewerkt, maar inschrijven is nu al mogelijk bij Johan Goessens van Stichting Klassieke Dans (johan.goessens@stichtingklassiekedans.be of 0498 36 61 71).

Jullie zijn uiteraard van harte welkom!

Met vriendelijke groet,

Koen


Allen daar heen zou ik zeggen!!!


Afbeelding: met dank aan de fantastische textielkunstenaars van La Machine à Recoudre le Temps.

dinsdag 1 mei 2012

Was er wel een dansorkest op de Titanic?


Eén van de populairdere mythes over de Titanic gaat over het orkest van het schip dat zou hebben doorgespeeld terwijl het schip zonk. Als je weet dat het gevaarte slechts twee-en-een-half uur na de aanvaring met de noodlottige ijsberg alreeds in een hoek van 45 graden de dieperik inging kun je je daarbij wel wat vragen stellen. Om te beginnen: hoe houd je je als muzikant staande op een zinkend schip terwijl honderden mensen zich op de reddingsboten storten?


Bovendien, zo blijkt waren er niet één, maar twee orkesten op het schip aanwezig, beiden onder de kundige leiding van de - met dank aan zijn tragisch overlijden tijdens de ramp - wereldberoemd geworden Wallace Hartley. Er was een quintet dat tijdens de maaltijden van de eerste klasse-passagiers speelde en daarnaast een strijktrio dat in de receptiezaal naast de 'Café Parisien' de passagiers verwelkomde. Er was iets heel ergs (excusez le mot) 'fishy' aan het hele muzikantenbestaan aan boord van oceaanstomers. De muzikanten werden namelijk via een agentschap verhuurd voor dit soort werk. C.W. & F.N. Black uit Liverpool had namelijk een deal met de grootste rederijen, waardoor zij exclusief de muzikanten mochten aanleveren. Het resultaat was dat deze laatsten de pineut werden, zich hun loon door de neus geboord wisten en voortaan een fractie verdienden van wat ze normaal kregen. Dat op dergelijke schepen top-muzikanten actief waren, kunnen we bij deze dus ook al naar het rijk der fabeltjes verwijzen. Geen enkele top-act zou het zich in zijn hoofd halen om voor een aalmoes op een schip te spelen.


Maar Wallace's bands bestonden wel degelijk: Roger Marie Bricoux, John Frederick Preston Clarke, John Wesley Woodward, George Alexandre Krins, Theodore Ronald Brailey, John Law Hume en Percy Cornelius Taylor kwamen allemaal om tijdens de ramp. Daardoor waren overigens de enige betrouwbare ooggetuigen helaas de pijp uit nog voor de ramp voorbij was en kon de mythevorming het overnemen van de waarheid. Zoals uit deze herdenkingsplaat die in Philharmonic Hall in Liverpool hangt, valt op te maken, bevond zich naast de Engelse muzikanten ook een Franse Cellist en merkwaardig genoeg ook een Belg - Alexandre Krins uit Luik in het gezelfschap. Het curriculum van Krins is overigens illustratief voor de hele band: klassiek geschoold, vooral ervaring in strijkjes die actief waren in hotels, enz. Kortom: vooral degelijk en weinig spectaculair. Zeker geen top-muzikant en niets dat wijst op vertrouwdheid met 'lichte muziek' of variété.


Dit indachtig is het dubbel zo merkwaardige dat de bandleden op de avond van de ramp voor het eerste als één orkest zouden hebben gespeeld.  Wetende dat dit soort orkestjes meestal van bladmuziek afhankelijk waren, moet dat geen sinecure geweest zijn. Andere mythevorming betreft het repertoire dat de band ten gehore zou hebben gebracht: Alexander's Ragtime Band (Irving Berlin - 1911), In the Shadows, Song d'Automne zijn titels die circuleren op het net.  In het algemeen dus een beetje vreemd repertoire - vooral de ragtimes - gezien het  feit dat het orkest bestond uit klassiek geschoolde muzikanten zonder aantoonbaar verleden in de variété, waar deze nummers uiteindelijk vandaan kwamen.

En dan het allerlaatste nummer. Dat zou het tragische 'Nearer, My God, To Thee' zijn geweest, een dodenmars die ook op Wallace's begrafenis werd gespeeld. Een dodenmars op een zinkend schip? Dat klinkt een beetje als een carnavalsnummer op een begrafenis. Ongepast. Ongehoord in feite. Vooral omdat we weten dat zowel een Amerikaanse als een Engelse passagier achteraf beweerden dit nummer te hebben gehoord. Terwijl het aan beide kanten van de oceaan telkens om een andere meldodie gaat die voor deze hymne wordt gebruikt. Mensen horen dus wat ze denken te horen en wellicht niet wat er gespeeld werd. Als er al werd gespeeld. 

En dan zijn er nog minder mooie flarden van mythes zoals het verhaal dat het agentschap C.W & F.N Black de kost voor het uniform wilde verhalen op de nabestaanden van John Hume met het volgende bevreemdende kattebelletje dat op het net circuleert:


Dear Sir:

We shall be obliged if you will remit to us the sum of 5s. 4d., which is owning to us as per enclosed statement. We shall also be obliged if you will settle the enclosed uniform account.

Yours faithfully,
C.W. & F. N. Black

Voor wat het waard is natuurlijk.

maandag 23 april 2012

Was er wel een ballroom op de Titanic?

Een vraag die me gezien de hype rond de honderste 'zinkdatum' van het schip, erg bezig hield de laatste weken. Zo werd hier in Antwerpen een heel programma van het Red Star Line Museum gepresenteerd, waar een prominente plaats voorzien was voor the 'Ballroom Belgenland' . Dat was natuurlijk een ander schip en het voer ook in een andere tijd (tewaterlating 1923). Daar bestond zoiets al een wijdse 'reception room' waar ook het orkest speelde. Het ware sociale hart van het schip. De ruimte werd ook wel eens 'Palm Court' genoemd, omdat er effectief palmbomen stonden.


Daarom ging ik op zoek naar nog andere Palm Courts en de betekenis van die specifieke naam. Dat bleek gemakkelijk te kunnen worden nagegaan. The Palm Court Ballroom , de eerste met die naam, bevond zich in het Alexandria Hotel in downtown Los Angelos en bestaat vandaag nog steeds. Het is een vermaarde plek waar een goed deel van het societyleven in L.A. zich tussen 1911 en 1921 afspeelde. Befaamde Jazzartiesten uit de beginjaren van het genre traden er op en er werden heel wat societyballs georganiseerd.


 Na de opening van een concurrent in 1923 raakte de plaats echter uitgeleefd. In de jaren '50 en '60 stond de plek vooral bekend als boksring, zoals we hier in België ook wel zagen gebeuren met gelijkaardige danszalen. Vanaf 1971 is het een beschermd monument.

Maar zoals het nog vaker gaat, speelde men graag leentje buur bij de namen van befaamde feestpaleizen. Het lijstje El Dorado, Alcazar, Mabille, Flora, Lido, enz. kun je in dit geval dus uitbreiden met Palm Court ten minste als het om oceaanstomers gaat uit de gloriedagen van het genre. En er was inderdaad een Palm Court op de Titanic. Er is echter ook een grote 'maar' aan deze vaststelling verbonden. Laat het beeld voor zich spreken:


Zoals de meest  gedetailleerde vloerplannen die ik kon terugvinden al aantoonden: de Palm Court op de Titanic was met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen danszaal. In tegenstelling tot op de Belgenland lag de zaal namelijk aan één kant van het schip en ze was redelijk smal. Op de Belgenland was het een enorme ruimte die de hele breedte van het schip besloeg wat al meer aan een heus luxe danspaleis doet denken. En in tegenstelling wat de beroemde film doet geloven was er bedendeks nog veel minder plaats om een 'danske te placeren'. Bekijk de grondplannen van dek C, D en E maar eens goed. Buiten krappe hutten en eetzalen is er geen centimeter onbenut gelaten.

De Palm Court op de titanic was eerder eerder een soort lounge waar je iets kon drinken en waar het bij de muziek van een 'strijkje' aangenaam toeven was. Daarmee spon zich ook een tweede vraag aaneen in mijn brein: was er wel een dansorkest op de Titanic? Maar dat is stof voor een volgende bijdrage.

dinsdag 27 maart 2012

Rock 'n Roll: een vervalste geschiedenis?


Het is een keer wat anders en bovendien speciaal bedoeld voor mensen die denken dat het op deze blog alleen over nog oudere dingen zou gaan.

Een paar weken geleden las ik op de BBC cultuurpagina's een bijdrage over het Moondog Coronation Ball waarvan de bovenstaande affiche op wikipedia terug te vinden is. Alan Freed was de organisator en wordt door nogal wat internet bronnen beschouwd als de peetvader van de Rock & Roll. De man wordt er overigens tevens van verdacht de term zelf te hebben bedacht. Straf denk je dan en vooral: waarom net hij? Want als er één gecontesteerde naam is in de geschiedenis van de populaire muziekvormen van na WOII, dan wel de zijne.

Om te beginnen is er onwaarschijnlijk veel mythevorming door Hollywood majors gebeurd als het over de geschiedenis van de populaire muziek gaat. Dat gebeurde al met de Jazz vanaf eind jaren '20 met films als 'The Jazz Singer', niet voor niets de eerste gecommercialiseerde langspeelfilm met geluid.



Maar hetzelfde truukje werd vanaf 1956 ook redelijk massaal overgedaan voor de Rock & Roll. Alan Freed speelde bij dat proces een redelijk 'vuile' rol, in die zin dat hij één van de kernspelers was binnen het 'payola' systeem, dat eruit bestond dat commerciële platenmaatschappijen deejays van de grote radiostations onderhands geld toestopte om bepaalde platen te draaien. De vermenging van commercieel belang en geschiedschrijving is nooit echt een goed idee geweest in mijn ogen. Toch is de beeldvorming van wat mensen vandaag beschouwen als de 'rock & roll' cultuur in het algemeen er grotendeels door bepaald. Het is een - met andere woorden - sterk geromantiseerd beeld en één dat om commerciële redenen ook grondig werd bijgesteld.

De meest bekende films zijn ongetwijfeld 'Rock around the Clock' over de carrière van Bill Haley and His Comets uit 1956 en Rock, Rock, Rock over het voornoemde bal uit datzelfde jaar.


 In beide films speelt Alan Freed een belangrijke rol als acteur van zichzelf en wordt een versie van de feiten gebracht die heel erg doordacht wordt gebracht. Niet te stout dansen, bijna geen zwarte muzikanten in de hoofdrol, laat staan dat er door zwarten zou worden gedanst, enz. Kortom, wat je te zien krijgt is nogal tenenkrullend in vele opzichten, maar het  neemt niet weg dat dit soort beeldmateriaal haast iconische status kreeg mettertijd.

Het is een oude truuk om te proberen de vaart der geschiedenis te verklaren vanuit 'echte helden' of 'sleutelmomenten'. Dat plakt goed op pellicule en het oogt mooi als verhaal voor een commercieel museum. De waarheid is uiteraard veel genuanceerder dan die versies. Wie weet bijvoorbeeld nog dat één van de eerste Rock & Roll scènes in film hier in Antwerpen werd gedraaid in 'Meeuwen sterven in de Haven' uit 1955 met een piepjonge Julien Schoenaerts als 'vreemdeling' in een bevreemdende hoofdrol? De affiche van die film ademt Rock & Roll uit én de amerikaanse herkomst van het genre in één.


Uit het dans'ant onderzoek (waaraan deze blog nog steeds haar naam dankt) bleek dat de amerikaanse bevrijders de muziek al in 1944 aan wal brachten in de Antwerpse haven. De Antwerpse haven was immers de enige intakte haven voor Noord-West Europa waar de Marshall hulp kon worden gelost. Er was bovendien een vlieghaven in de buurt (Deurne). Verschilende getuigen vertelden toen dat er een vrijwel dagelijks vliegverbinding en wekelijkse bootverbinding met New York bestond. Daardoor konden enkele snuggere Antwerpse cafébazen aan de kaaien een soort ruilhandel opzetten. Antwerpen werd zo binnen de kortste keren het mekka van de Rock & Roll in West-Europa. Dat zou zo nog blijven tot diep in de jaren '50. Zelfs Jules Deelder bekende ooit dat hij als tiener speciaal naar Antwerpen kwam om er jazz platen te 'scoren' omdat het aanbod er zo veel beter was in Nederland.

En zo kan ik nog wel doorgaan. Lees er vooral ook de samenvatting van de uitstekende thesis van Kasper - Jan Raeman op na. Hij won er in 2010 de popunt thesisprijs mee. Een aanrader voor wie wat meer diepgang zoekt over dit beladen onderwerp.