
woensdag 30 december 2009
Dit weekend verschijnt in De Morgen

maandag 28 december 2009
Deel 1: Je vindt een balboekje


- Kunt beschouwen als ‘typisch’ voor een bepaalde periode, het zijn namelijk bijna altijd uitzonderingen
- Moeilijk kunt gebruiken als bron voor veranderende dansmode omdat ze zijn doorgaans eerder conservatief blijken te zijn in vergelijking met andere bronnen zoals modetijdschriften, danshandboeken enz.
Dit balprogramma weerspiegelt in grote lijnen de dansmode voor de periode tussen 1855 en 1880 toen de dansvormen nog weinig veranderden in vergelijking met de periode daarvoor. Het is echter op zich niet uitgesproken conservatief in vergelijking met wat er in danshandboeken uit die tijd te lezen valt. We gaan nu wat dieper in op die status quo van de dansmode tussen 1855 en 1880. De polkamanie brak ca 1845 door in heel de westerse wereld vanuit Parijs, gevolgd door een hele reeks modedansen zoals de Schottisch, de Redowa en de Polka Mazurka. Na 1855 viel deze “dancecraze’ een beetje stil. Over het waarom hiervan is danig veel gespeculeerd, maar een echte verklaring is er niet echt.
Op vlak van contradansen, in feite Quadrilles, verandert de dansstijl na 1845 eveneens nogal ingrijpend. Waar voordien de nadruk vooral lag op een hoogstaand voetenwerk (in de dansbeschrijvingen passen genoemd), wordt dit nu even nadrukkelijk gebannen. Althans voor de heren, die door dansmeesters als Cellarius verzocht worden om tijdens het dansen van de Quadrille ‘op een koele en onverschillige manier te wandelen’. De dames mogen zich, indien zij dit wensen nog steeds, overgeven aan hoogstaand benenwerk, maar ook zij worden aangemaand enige soberheid terzake aan de dag te leggen en niet langer te wedijveren met balletdanseressen.
Let in deze ook op de prominente plaats die de Lanciers Quadrille bekleedt, vlak voor de pauze met het tweede deel. We merken op dat zij een zeer gelijkaardige plaats bekleedde tijdens het bal van De Kunstvrienden op oudejaar 1905, vlak voor middernacht, en dus eveneens voor een pauze. Of er sprake is van echte traditie moet nog verder worden uitgezocht, maar de parallel is opvallend. De Galop en Wals zijn dan weer oude krakers uit de Weense balzalen van rond 1780.
De enige dansnaam waarmee we werkelijk worstelden om erachter te komen om welke dans het ging, was de Mousquetaire. Er bestond wel degelijk een Quadrille des Mousquetaires die wellicht zijn oorsprong vond in een adaptatie van musicale thema’s uit de Opera ‘Les Trois Mousquetaires de la Reine’ van Halévy uit 1846 door Philippe Musard. De opera was uiteraard gebaseerd op ‘Les Trois Mousquétaires’ van A. Dumas, Père dat in 1844 voor het eerst verscheen. De Quadrille van Musard blijkt volgens de Hofmeister XIX catalogus uitgegeven in het jaar 1846. Alvast de opera werd datzelfde jaar reeds opgevoerd in Antwerpen, getuige dit libretto gedrukt bij Ratinckx dat zich in de Conscience Bibliotheek bevindt. Daarnaast voerde het harmonieorkest van de Société Royale d’Harmonie d’Anvers blijkbaar verschillende fantaisies en potpouries van thema’s uit deze opera uit waarvan de integrale partituren zich vandaag in de bibliotheek van het Antwerps conservatorium bevinden. Hetzelfde orkest was overigens eveneens vertrouwd met de quadrilles, walsen en polka’s van Musard, Julien en consoorten.
Een andere mogelijkheid kan natuurlijk zijn dat het ging om een speldans uit de Cotillon familie, waarvan dansmeester Desrat er niet minder dan 3333 opnoemt, waaronder Les Mousquetaires. Een cotillon was rond het midden van de 19de eeuw een speldans die door een zeer ervaren danser werd geleid en die steeds een welbepaald thema had, in dit geval wellicht de musketiers. Een Cotillon werd grotendeels geïmproviseerd opgebouwd. De dansers wisten dus niet wat ze konden verwachten, wat de amusementswaarde danig verhoogde. Om een cotillon geslaagd te noemen moesten daarom ook attributen worden uitgedeeld aan alle deelnemende dansers en afspraken worden gemaakt met het orkest.
Er zijn argumenten voor en tegen de cotillon op deze plaats in het dansprogramma. Enerzijds was de Cotillon doorgaans de afsluitende dans van een bal en wordt hij hier niet als dusdanig genoemd. Anderzijds was de Cotillon rond 1860 wellicht meer in de mode dan een quadrille die rond 1846 voor het eerst werd gedanst. De grote mode van de thematische quadrilles lag namelijk voor de doorbraak van de Polka ca 1845 waarover de Belgische dansmeester Hazard zegt dat ze de salons van de dood door verveling redde. Een dergelijke ‘oude Quadrille’ op een bal van 1861 doet daarom conservatief, zelfs reactionair aan en pleit voor de Cotillon hypothese.
Deel 2 zal gaan over de balzaal.
maandag 21 december 2009
Reeks: “Wat kun je terugvinden vinden over een bal?”

Concreet gaat het om een Bal dat op 20 augustus 1861 plaatsvond in de Antwerpse Variété Schouwburg aan het Mechelse Plein. De gelegenheid waartoe dit bal plaatsvond waren de kunstfeesten die dat jaar bijzonder uitbundig werden gevierd met allerhande festiviteiten. Ik kwam de onverhoopt rijke bronnen over dit bal in de loop der jaren eerder bij toeval op het spoor. Door systematisch archieffoto’s te nemen van alle stukken uit de dossiers in diverse archieven en door achteraf systematisch te inventariseren en te klasseren, ontstonden bijna als vanzelf verbanden. De hulp van software zoals Copernic Desktop Search, die geïndexeerd zoeken op tekst mogelijk maken, was daarbij cruciaal. Dergelijke programma’s zoeken immers over de bestanden en teksten heen in alle documenten op een harde schijf. Plots, na vele jaren, duikt Copernic dan voor jouw de verborgen verbanden op die je met je gewone mensengeheugen nooit had gelegd. Zo ontstaan geautomatiseerd mooie verhalen over bals uit vervlogen tijden, zoals dit ene uit 1861.
dinsdag 15 december 2009
Pianola's, Jazzkes en Orchestrions: dezelfde wereld?

Gelukkig krijg je in ‘Pianola’s’ wel de hele technische uitleg en ook een flinke brok geschiedenis te lezen. Pianola was oorspronkelijk een merknaam die het tot soortnaam schopte, zoals ‘ne kodak’ veralgemeend voor een fototoestel. Mij viel vooral het uitgekiende businessmodel van deze wereldwijd opererende firma op. Overal waren er verdelers die grotendeels op dezelfde manier te werk gingen: ze trachtten beroemde pianisten onder contract te krijgen voor het inspelen van hun pianorollen. Pianola strikte uiteraard de echte wereldsterren van dat moment zoals Maurice Ravel, Sergej Prokjkofiev, Camille Saint-Saens, Georges Gershwin, etc. Daarnaast werd in het lichtere genre vooral ook Jazz ingespeeld. Niemand minder dan Scott Joplin, Jerry Roll Morton, Fats Waller, e.d. sterren speelden rollen in. Vaak zijn deze rollen, die naast de muzieknotatie ook de interpretatie van de uitvoerende pianist konden weergeven (hard en zacht aanslaan van een noot) de meest hi-fi versie van deze muziek die we vandaag kunnen beluisteren, tenminste wanneer we ook over een goed afgestelde Pianola beschikken. De platenopnames uit die tijd werden namelijk mechanisch gerealiseerd en op 78 T platen uitgegeven die niet bepaald bekend staan om hun transparant stereofoon geluid.
Maar ook hier in België en in Nederland namen lokale jazzmusici al verbijsterend vroeg pianorollen op. Zo is voor Nederland bekend dat James Meyers (zie foto), die voor het algemeen wordt beschouwd als de man die Jazz in Nederland reeds in 1920 introduceerde, rollen liet inspelen door de pianist Leo de la Fuente in het jaar 1925. Deze rollen gebruikte Meyer voor zijn danslessen, want hij was in de eerste plaats dansleraar die jazz vooral als een nieuwe dansrage beschouwde en minder als een muziekgenre. In België wordt de eerste jazzopname op plaat algemeen rond 1927 gesitueerd. Die is bovendien van abominabele kwaliteit en valt ook vandaag nog ‘te beluisteren’ (aanhoren is een betere term) op CD-reeks ‘Jazz in Little Belgium’. Voor zover ik weet heeft nooit één onderzoeker van de vroege jazz in België zich ooit om pianolarollen als informatiedragers bekommerd en dat lijkt me nu, na lectuur van ‘Pianola’s’, in vele opzichten jammer. Door de omstandigheden van de eerste wereldoorlog en de aanwezigheid van zwarte jazzmuzikanten aan het Franse front was Jazz hier om te beginnen al een paar jaar eerder bekend dan bij onze noorderburen. Bovendien weten we uit archief onderzoek dat Pianola’s zeer wijdverbreid waren in onze café’s. En helemaal leuk wordt het als je dan in zo’n boek leest dat men bij Pianola een Orchestrion omschreef als een automatische, pneumatisch gestuurde piano waaraan een aantal andere instrumenten zoals slagwerk waren toegevoegd. Dat doet uiteraard nog veel sterker denken aan onze ‘jazzkes’ waarover we het elders al hadden. En aangezien in de Verenigde Staten van Amerika de verspreiding van de Jazzmode sterk werd ondersteund door Pianola’s, dezelfde pianorollen ook hier werden verspreid én rollen van eigen bodem met mode en dansmuziek werden geproduceerd, lijkt het nogal evident dat er op dit gebied nog veel te rapen valt. Wie begint eens een vragenronde langs alle Pianolaverzamelaars in België om dat uit te spitten?
Abonneren op:
Posts (Atom)